Oud leerkracht Frans Serné
Momenteel werkt de locatie oost en de locatie west onderbouw ontwikkelingsgericht. Deze visie heet Ontwikkelings Gericht Onderwijs, OGO. Wij vroegen meester (Frans) Serné te vertellen over zijn ervaringen tijdens het 'oprichten' van OGO op het Kompas.
Eind jaren ’90 ontstond op het Kompas de behoefte om onderwijs op een andere manier aan te bieden. We wilden af van het traditionele klassikale onderwijs, alle kinderen tegelijkertijd dezelfde leerstof aanbieden en strak alle methoden volgen. Veel leerkrachten deden zelf al pogingen om de leerstof aantrekkelijker te maken door een paar middagen in de week met thema’s te werken. Ieder deed dat op eigen manier. We wilden echter meer structuur. In onderwijsland was een nieuwe stroming ontstaan, gebaseerd op de Russische leerpsychologie van Vygotsky:
”Een kind ontwikkelt zich het beste als het uitdagend onderwijs krijgt, aansluitend bij de interesse. Als iets interessant is wil het daar meer van weten, wil het op onderzoek gaan en komt het er achter dat het bepaalde vaardigheden mist, waardoor de behoefte ontstaat zich die ontbrekende vaardigheden eigen te maken. Aan de leerkracht de taak om die hiaten op te vullen, door zinvolle, betekenisvolle leerstof aan te bieden, waardoor het kind verder komt met het uitbreiden van de kennis”.
Want het gaat nog altijd om: Uitbreiding en vergaren van kennis, maar nu op een voor het kind, betekenisvolle en uitdagende manier.
Deze stroming heet: Ontwikkelings Gericht Onderwijs, afgekort: OGO.
Het toenmalige team volgde diverse cursussen om meer over die stroming te weten te komen. We zaten met allerlei vragen. Hoe zorg je ervoor dat alle leerstof van jouw leerjaar betekenisvol aan bod komt binnen een thema. Hoe doe je dat, hoe pak je dat aan? Kortom… onzekerheid al om. In de beginjaren waren er handvatten ontwikkeld voor de onderbouw tot en met groep 5. Voor de Bovenbouw was alles nog in ontwikkeling. De lagere groepen gingen proberen om op OGO manier te werken. De Bovenbouw volgde dit proces met Argusogen. Die zaten met de vragen, hoe passen onze vakken als rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis hier in? Daar kwam op de cursussen niet echt een duidelijk antwoord op. Kortom… Nog steeds onduidelijkheid en onzekerheid bij de collega’s uit de hogere leerjaren. Maar… de eerste OGO groepen zouden spoedig de Bovenbouw bereiken.
In het toenmalige team stonden alle neuzen dezelfde kant op: We wilden wel, maar wisten nog niet hoe! De bereidheid om er tijd en energie in te steken was enorm. We spraken dagelijks over hoe te werken op de nieuwe manier. Er werden ideeën uitgewisseld en frustraties geuit. Leuk om te melden, dat alle collega’s een notitieboekje hadden, waarin allerlei ideeën werden opgeschreven. Die notitieboekjes lagen ook op nachtkastjes, want ’s nachts kreeg je vaak de meest fantastische ideeën voor je thema. Als je die niet direct opschreef, was je het ’s ochtends weer kwijt. Heel belangrijk was het brainstormen met een collega die het leerjaar onder of boven je had. Steun aan elkaar: Maatjes.
Gaandeweg kwamen we er achter, dat een leerkracht heel goed moest weten welke leerstof in een bepaald leerjaar aan de orde moest komen en wat de einddoelen voor dat leerjaar waren. Als dat bij de leerkracht goed verankerd was, kreeg die leerkracht meer ruimte om de methoden van taal, rekenen e.d. los te laten en op andere momenten, zinvol binnen een thema in te passen. Een probleem voor collega’s die voor het eerst een ander, nieuw leerjaar gingen doen.
Een leerkracht moet de creativiteit bezitten om de vereiste leerstof aan te passen binnen een betekenisvol thema. Tevens moet er de bereidheid zijn om betekenisvolle leerstof bij elkaar te zoeken, passend binnen het thema. Zelf leerstof maken of opzoeken in diverse methoden uit andere leerjaren. Kortom een urenvretende en avondvullende bezigheid. Maar met de voldoening aan het eind van de dag, dat het gelukt was betekenisvol bezig geweest te zijn.
Een ander belangrijk aspect van OGO is, de zorg dat het thema zichtbaar, cq. tastbaar moet zijn in de klas. Er moet een themasfeer in de klas geschapen worden, door middel van door kinderen gemaakte themateksten, knutselwerk of van huis meegebrachte voorwerpen. Ook boeken met info en fotoboeken horen daarbij. Kortom…De klas moet het thema uitstralen zodra de kinderen de klas binnen komen. Of ga de school uit en neem de kinderen mee naar iets wat met het thema te maken heeft. Nogmaals: Maak het zinvol en betekenisvol door het aanschouwelijk en tastbaar te maken.
De taak van de leerkracht is praten met kinderen, observeren, luisteren, kijken en oppikken wat kinderen bezig houdt. Kinderen bepalen uiteindelijk, wat het thema wordt en niet de leerkracht!!. De leerkracht geeft uiteraard sturing en past de leerstof aan binnen het ontstane thema.
Kortom: Creativiteit en durf om bepaalde leerstof voor dat moment los te laten. Maar..ook de durf om met een thema te stoppen als het niet loopt. Het belangrijkste is, dat een leerkracht ZELF betrokken, geïnteresseerd en enthousiast moet zijn over het thema. Dat straal je uit!! Dan werkt het.
Door op deze manier te werken komen alle onderwijsdoelen aan de orde, binnen thema’s.
Een fantastisch concept, waarin ik veel succesmomenten beleefd heb.
Frans Serné. Leerkracht Marnix/Kompas 1974-2015.